De Rĝllag Staafkerk werd
omstreeks 1200 gebouwd. Vroeger had de kerk een galerij rondom het
gebouw. Deze werd bij een uitbreiding van de kerk echter
verwijderd. De buitenwanden zijn geteerd, dit geeft, mede door
inwerking van de zon, de wanden een mooie goudbruine kleur. De kerk kreeg in 1653
voor het eerst ramen. Daarvoor kwam het daglicht alleen binnen
door kleine ossenogen, hoog aan de wand, onder het dak.
Het altaarstuk werd in
1670 aan de kerk geschonken. De wanden van het koor werd in 1683
beschilderd, naar voorbeeld van het vroegere koor. In de 18e eeuw
werd de wanden blauw overgeschilderd, maar bij de restauratie van
1932-1933 werd dit weer hersteld.
In het middenschip dragen
de banken de namen van de boerenfamilies. Zij hadden hun eigen
zitplaatsen in de kerk, de vrouwen aan de noordzijde, de mannen
aan de zuidkant. Bij de ingang van de
sacristie is een speciale beschildering te zien: de twee mannen
die terugkomen uit het beloofde land, zij dragen een enorme tros
druiven aan een stok.
Onder de vloer van het
koor is een grafkamer geweest. Opschriften op de restanten van
kisten geeft een tijd van omstreeks 1732 aan. Buiten de kerk staat een
oud stenen kruis dat gevonden werd in de grafkamer onder het koor
van de kerk. Waarschijnlijk is het ouder dan de kerk. Men
veronderstelt dat men rond het kruis de mis vierde en kinderen
doopte, voordat de kerk werd gebouwd.
|